9
Jans aanwezigheid was al genoeg om haar duistere gedachten te verdrijven. Het was een goed besluit geweest om naar de bijeenkomst te gaan, zelfs al voelde ze zich tussen al die mensen niet op haar gemak.
Nu ze in zijn buurt was, leken alle duisternis en depressiviteit wel weggeblazen. Zoals hij daar stond, aan zijn sekt nipte en de mensen om hem heen gadesloeg, gaf hij haar opnieuw het gevoel dat ze sterk op elkaar leken. Ze waren allebei van de observerende soort die het liefst aan de rand van de menigte bleef en niet graag in het middelpunt stond. Wie observeerde, hield overzicht, en wie overzicht had, oversteeg al dat pretentieuze gedoe.
Ze hield van hem omdat hij een zacht mens was. Toch was hij niet onopvallend. Integendeel, met zijn toespraak had hij weer eens aangetoond dat hij indruk kon maken op de mensen. En zelfs als het alleen om uiterlijk ging: van alle mannen zag hij er vanavond het beste uit. Met zijn modieus gesneden pak in smaakvol grijs, zijn witte hemd en de losse das zag hij eruit als een filmster.
Ja, hij is beslist een beetje ijdel, dacht ze, en ze lachte fijntjes. Jan Forstner was wel gesteld op het gezicht dat hem vanuit de spiegel aankeek, daar twijfelde ze niet aan. En waarom ook niet? Zij was er ook op gesteld. Zijn gezicht was het eerste wat ze voor zich zag wanneer ze ’s morgens wakker werd, en ’s avonds als ze naar bed ging zag ze het nog steeds.
O, Jan, mijn gedachten zijn altijd bij jou. Ik kan nauwelijks wachten tot je mijn berichtje krijgt.
Maar waarom zou ze eigenlijk nog wachten? Wat was erop tegen om weer naar hem toe te gaan? De gedachte wond haar op. Misschien lag het aan de alcohol, maar opeens had ze er zin in het hem te vertellen.
Hij stond nu een paar meter verderop. Ze dacht zelfs dat ze de geur van zijn aftershave kon ruiken. Een lichte toon van hout die bij hem paste. Mannelijk, maar niet opdringerig.
Ze hoefde haar moed maar bijeen te rapen en een paar stappen naar hem toe te lopen en ze zou voor hem staan.
Mijn hemel, ik zou het kunnen doen!
En ze deed het. Ze weifelde en twijfelde niet langer, overwon haar angst en drong tussen de mensen door. Het hart klopte haar in de keel. Nog maar een paar stappen.
Ik zal het hem recht in zijn gezicht zeggen. Jan, ik hou van je. En hij zal tegen mij zeggen dat hij ook van mij houdt. Ik voel het!
Maar toen ze aankwam op de plek waar hij een paar seconden geleden nog had gestaan, was Jan Forstner verdwenen. Naast een verlaten bordje stond alleen nog een halfvol glas sekt.